
GIZ blijkt nog breder inzetbaar: ook bij verloskunde
De JGZ noemt het praten met ouders aan de hand van de GIZ-methodiek positief. De kraamzorg werkt er nu eveneens mee. Zou de GIZ ook voor verloskundigen een handig instrument zijn? Dat onderzoeken Remy Vink en Meinou Theunissen van TNO.
Met Gemeenschappelijk Inschatten Zorgbehoeften (GIZ) bespreken zorgverleners gestructureerd, met onder meer een praatplaat, over verschillende aspecten van het leven (leefgebieden) waarmee een cliënt of patiënt te maken heeft. Welke invloed hebben die op de gezondheid of die van hun kind? Wat gaat goed? Het gaat om onderwerpen als de psychosociale omstandigheden, de eigen jeugd, het (aankomend) ouderschap, woonomstandigheden, nare gebeurtenissen of moeilijke periodes.
De methodiek bestaat sinds 2013 voor wijkteams, de JGZ en dankzij TNO sinds 2017 eveneens voor de kraamzorg. Socioloog Remy Vink onderzocht bovendien de afgelopen jaren welke effecten de GIZ heeft in de kraamzorg. Over die uitkomsten later meer.
‘Tijdens de zwangerschap zijn andere leefgebieden relevant dan als de baby is geboren’
GIZ verloskunde
Intussen ontstond ook de wens om verloskundigen te helpen met het in kaart brengen van sterke kanten en ontwikkel- en zorgbehoeften van het (aankomend) gezin. Hoe fijn is het als ouders al gewend zijn om meerdere leefgebieden te bespreken, op een manier die ze kennen? Andere professionals kunnen bovendien gemakkelijker met ouders terugblikken. Door zo’n gemeenschappelijk instrument is er overeenstemming over wat precies beschermende en risicofactoren inhouden. Zo ontstaat een doorgaande lijn in het praten met ouders over hun opgroeiende kinderen.
‘In de gesprekken bij de kraamzorg is de baby, in tegenstelling tot bij de verloskundige, bijna of net geboren. Bij verloskundigen gaat het dus meer over de zwangerschap en het aanstaande ouderschap’, legt Meinou Theunissen uit, die onderzoekt hoe de GIZ kan worden aangepast. ‘De verloskunde-GIZ zou daardoor prachtig aansluiten bij de kraamzorg-GIZ.’
Andere onderwerpen
Welke onderwerpen in de GIZ voor verloskunde horen, onderzocht Theunissen met hulp van de ‘gebruikers’, zoals dat vrijwel altijd gebeurt bij TNO. In dit project: verloskundigen en zwangere vrouwen. Ze vervolgt: ‘De verloskundige doet de intake wanneer een vrouw 7 à 8 weken zwanger is. Ze bespreken seksualiteit tijdens de zwangerschap, wel of niet prenataal screenen, hoe je goed voor jezelf zorgt, over een gezonde leefstijl voor je ongeboren kind, de band met het kind in de buik, zorgverdeling, verwachtingen over de bevalling, beschikbaarheid van een netwerk of opvang.’
Andere onderwerpen dus dan de GIZ bij kraamzorg, JGZ of wijkteams. Theunissen: ‘Nadat we de leefgebieden hadden aangepast aan de fase van zwangerschap en aanstaand ouderschap, wilden we de effectiviteit graag opnieuw onderzoeken. We hebben net een controleperiode achter de rug in Dordrecht en in Leiden en omgeving waar de GIZ-methodiek niet eerder is ingezet.’
‘Intussen hebben we in totaal een kleine 60 verloskundigen getraind in de GIZ-werkwijze. Nu onderzoeken we het effect als verloskundigen hem wél gebruiken. We evalueren hoe verloskundigen en zwangeren de gespreksmethode ervaren en meten het effect bij zwangere vrouwen. In 2025 delen we de bevindingen delen De resultaten, opgesteld in samenwerking met Werkplaats SAMEN, laten zien dat er meer diepgaande gesprekken worden gevoerd over leefstijl en sociale uitdagingen. Daarnaast wordt er steeds vaker aandacht besteed aan wat goed gaat, en niet alleen aan wat beter kan.’
Talen
De GIZ-Verloskunde is in meerdere talen beschikbaar. Het aantal bezoeken bij de verloskundige is hetzelfde als bij de kraamzorg. De GIZ wordt tijdens de intake ingezet en kan naar behoefte ook later weer worden geraadpleegd. ‘Ik vermoed dat elke keer even de psychosociale factoren langslopen nog beter zou zijn,’ stelt Theunissen, ‘maar ik snap dat verloskundigen aan een nieuw instrument moeten wennen.’
Mogelijk zijn er over een tijd dezelfde positieve effecten te zien als die in de kraamzorg, waarnaar socioloog Remy Vink van TNO onderzoek deed. Nadat de GIZ-kraamzorg was ontwikkeld, is deze intussen nog iets gewijzigd. Er zijn aanvullende animatiefilmpjes voor ouders gemaakt in bijna 10 talen, zoals Tigrigna (Eritrees) en Arabisch. Dat blijkt goed aan te sluiten bij ouders met een migratieachtergrond. Vink: ‘Daarnaast is er een bijsluiter voor kraamverzorgenden toegevoegd in het Engels, zodat zij makkelijker kunnen uitleggen wat Nederlandse kraamzorg eigenlijk inhoudt, hoe het zit met de eigen bijdrage en dat het niets ‘engs’ is – soms hebben ouders uit andere landen wat wantrouwen tegen een overheidsdienst. In de training voor kraamverzorgenden is nu ook meer aandacht voor ouders met een migratieachtergrond.
‘Kraamverzorgenden krijgen hulp om uit te leggen wat Nederlandse kraamzorg inhoudt’
Op de trom slaan
De GIZ-kraamzorg en GIZ-verloskunde zijn voorbeelden van hoe TNO vaker projecten aangaat, namelijk met degenen die een product of werkwijze uiteindelijk gebruiken. Vink: ‘We hebben lang op de trom geslagen om signaleren en samenwerken te verbeteren, ook met ouders en kinderen, zoals bij de GIZ. Zelfs voordat bijvoorbeeld prenatale huisbezoeken verplicht werden, zagen wij al in onderzoek hoeveel je daarmee wint. Van oudsher hebben we een sterk netwerk waarmee we innoveren en toegepast onderzoek verrichten.’ Hoewel Theunissen en Vink vanuit TNO de afgelopen jaren gestaag werken aan het doorontwikkelen van de GIZ in andere sectoren, zijn er nog genoeg ambities. Vink: ‘Het liefst willen we hetzelfde GIZ-instrument ook preconceptioneel toepassen.’
Doorgaande lijn
Ondertussen heeft Rijnders ook een andere wens voor ouders en kinderen. Sinds 2014 bestaat Centering Parenting, waarbij kersverse ouders met elkaar praten over opvoeding en ouderschap, onder leiding van een (jeugd)verpleegkundige. ‘Graag zou ik zien dat de Centering Pregnancygroep meteen door kan als Centering Parentinggroep’, zegt Rijnders. ‘Bovendien kun je de jeugdverpleegkundige dan eerder introduceren – een warme overdracht.’
‘Nu stopt het een en start het consultatiebureau (de JGZ dus) meestal pas 6 weken na de bevalling met een Parentinggroep. Vaak is dat niet dezelfde groep als in de zwangerschap, ook omdat ouders naar verschillende consultatiebureaus gaan, afhankelijk van hun woonplek.’
‘Zo’n doorgaande lijn past goed bij de eerste 1000-dagen aanpak van Kansrijke Start, stelt de onderzoeker. ‘En hoe mooi zou het zijn als je al direct na de bevalling alle vragen en onzekerheden kunt bespreken, niet alleen met professionals maar ook met andere ervaringsdeskundigen?’
Andere soorten gezamenlijke gespreksvoering
De GIZ is niet het enige handvat om op een positieve, gestructureerde manier met ouders in gesprek te gaan. Ook de Alpha NL en SPARK zijn hulpmiddelen om met elkaar te bekijken wat er goed gaat en waar meer of minder ondersteuning gewenst is volgens (aanstaande) ouders en professionals. De methodieken passen in de tendens van het inzetten op een positieve gezondheid.