
Beter voorspellen wie baat heeft bij voorschoolse educatie
Welke kinderen hebben baat bij voorschoolse educatie (VE)? Nu bepaalt elke gemeente zelf welke peuters in aanmerking komen. Vaak kinderen van ouders met een lage opleiding of een migratieachtergrond. Epidemioloog Paul Verkerk en statisticus Paula van Dommelen analyseerden dat andere kenmerken veel beter voorspellen of VE inzetten nuttig is.
Van Dommelen: ‘Het liefst wil je zo vroeg mogelijk weten of kinderen risico lopen op een onderwijsachterstand. Op 2,5- tot 4-jarige leeftijd heb je nog tijd om dat te voorkomen met interventies op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotionele vaardigheden. Op de kinderopvang en peuterspeelzaal kun je dus al kansengelijkheid bevorderen.’
Verkerk: ‘Onderzoek naar voorschoolse educatie (VE) is regelmatig gedaan, ook naar speciale VE-interventies. Overigens blijkt uit het ene onderzoek wel dat kinderen baat hebben bij VE en uit het andere niet. Er was nog niet eerder gekeken aan wie je het nou zou moeten aanbieden. Welke signalen duiden erop dat kinderen later een achterstand kunnen oplopen?’
Van Dommelen: ‘Gemeenten mogen zelf bepalen welke kinderen daarvoor in aanmerking komen. Vaak wordt gekozen voor een kind uit een lager opgeleid gezin of van ouders met een migratieachtergrond. Gek eigenlijk, want de ontwikkeling van het kind hoort centraal te staan. Daarnaast mis je zo al snel de kinderen van hoger opgeleide, welvarende ouders.’
Verkerk: ‘In de gemeente Utrecht is één van de criteria voor VE dat ouders afkomstig zijn uit een niet-westers land. De gemeente Utrecht wilde af van dit stigmatiserende criterium.’
Van Dommelen: ‘Uit de data van de Utrechtse JGZ wisten we welke kinderen naar het speciaal onderwijs zijn gegaan. Zo konden we terugkijkend een voorspelling berekenen.’
Verkerk: ‘Het is best lastig om op 2-jarige leeftijd al te bepalen of een achterstand tijdelijk of ernstig is, en is te verhelpen met interventies. Maar je wilt liever niet dat je pas ontdekt dat een kind een taalontwikkelingsachterstand (TOS) of laag IQ heeft wanneer het al 6 jaar oud is. De kinderen die nu het speciaal onderwijs volgen, had je dus eerder willen vinden. We vroegen ons dus af: had je die al kunnen traceren op basis van wat de JGZ meet op jongere leeftijd?’
Van Dommelen: ‘Zo neemt de JGZ het Van Wiechenonderzoek af, waarin 75 kenmerken worden gemeten die in brede zin iets zeggen over de ontwikkeling van een kind. Die gegevens zijn er al en jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen onderzoeken kinderen van baby af aan op die kenmerken. Met de data van zo’n 30.000 kinderen zochten we naar selectiecriteria die voorspellen dat een kind later op een vorm van het speciaal onderwijs terechtkomt.’
Van Dommelen: ‘Wat blijkt? Drie kenmerken uit het Van Wiechenonderzoek voorspellen op 24 maanden of er sprake is van een onderwijsachterstand. Het opleidingsniveau van ouders blijkt ook bij te dragen naast een negatieve score op het Van Wiechenonderzoek.’
Verkerk: ‘En dan niet op basis van migratieachtergrond.’
Van Dommelen: ‘Deze nieuwe criteria hebben we vergeleken met de huidige aanpak om kinderen door te verwijzen naar VE. Met onze manier van in kaart brengen krijgen minder kinderen de indicatie VE ten opzichte van de criteria die Utrecht hanteert. En er zouden dus ook minder kinderen onterecht de VE-interventie hebben gevolgd. Door de combinatie van bepaalde Van Wiechenkenmerken en het opleidingsniveau zouden meer kinderen VE aangeboden krijgen die het écht nodig hebben. Het totaal aantal verwijzingen zou dalen.’
Verkerk: ‘Wat een kostenbesparing oplevert, maar ook voorkomt dat ouders denken: ojee, er is iets aan de hand met mijn kind. En met argusogen in de gaten gaan houden of het wel goed komt.’
Van Dommelen: ‘Het geld dat daarmee wordt bespaard, kun je weer inzetten voor kinderen die het echt nodig hebben.’
Verkerk: ‘Hoewel de Utrechtse populatie groot was, zou ik de analyse graag nog eens doen bij een andere populatie kinderen. Je weet niet of de gevonden voorspellers in een andersoortige bevolkingsgroep toch anders uitpakken.
Van Dommelen: ‘Komende tijd proberen we deze kennis breder te verspreiden over Nederland. Waarbij ook interessant is om te kijken waarom niet elk kind met een doorverwijzing voor VE daadwerkelijk de interventie volgt.’
Verkerk: ‘Verrassend voordat we dit onderzoek startten, vond ik dat er zoveel energie is gestoken in een duur programma, maar eigenlijk niet bekend was welke kinderen je daarvoor zou moeten selecteren.’
Van Dommelen: ‘Ik vond het bijzonder dat het om de ontwikkeling van een kind gaat, maar die ontwikkeling níet als eerste maat werd genomen. Dat migratieachtergrond en opleiding vaak als maatstaf dient. Onze bevinding over onder meer de ontwikkelingskenmerken zijn logischer. Het kan bovendien veel leed voorkomen. Nu komen ouders er in de loop der jaren vaak pas achter dat hun kind niet meekomt op school. Dan moet zo’n kind halsoverkop van school af, moet er ander onderwijs worden gezocht. Zulke ervaringen wil je ouders en kinderen graag besparen.’
Verkerk: ‘Het is goud waard dat de JGZ zoveel gegevens verzamelt over kinderen. Die data zijn er al, het kost geen extra tijd of geld. Daarmee kun je prachtig onderzoek doen, zoals onze studie laat zien. Zulk onderzoek gebeurt wel in patiëntensets, maar nog nauwelijks met informatie van in principe gezonde burgers. Voor onderzoek wordt nu weinig gebruik van data uit de JGZ gemaakt. Wij zien door dit onderzoek dat hier veel kansen liggen.’
Voor- of vroegschoolse educatie?
Voorschoolse educatie (VE) is het aanbod voor 2,5- tot 4-jarige kinderen dat de ontwikkeling stimuleert op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotionele vaardigheden. De interventie vindt plaats in de kinderopvang of op de peuterspeelzaal.
Bij vroegschoolse educatie krijgen basisschoolkinderen van groep 1 en 2 interventies aangereikt die hen helpen om vaardigheden te ontwikkelen die passen bij hun leeftijd.
Lees meer over het onderzoek Key developmental milestones helped to identify children with special educational needs and disabilities at an early stage.
Wil je meer weten over het Van Wiechenonderzoek? Lees dan het interview met Renate van Zoonen en Yvonne Schönbeck, waarin zij vertellen hoe zij het onderzoek hebben aangepast naar het zogeheten Van Wiechen Continu. In deze benadering kijken ouders en professionals naar de ontwikkelingsstap van het kind, in plaats van de nadruk te leggen op wat (nog) niet lukt.