
Beter kijken naar de context van ouderschap en werk
Nicole van Kesteren doet onderzoek naar de combinatie van gezin en werk, Mariska Klein Velderman naar ouderschap in complexe situaties. Vanuit verschillende thema’s dragen ze bij aan het ondersteunen van ouderschap zodat kinderen in een veilige, kansrijke en gezonde context opgroeien.
Klein Velderman: ‘In de 20e eeuw formuleerde de rijksoverheid wat een gezin is: Elk leefverband van één of meer volwassenen die verantwoordelijkheid draagt voor één of meer kinderen. Van oudsher betrof het vooral het traditionele kerngezin van vader en moeder met kinderen. Intussen is de context van gezinnen echter veranderd. De verscheidenheid in gezinsvormen is groot. Zo zijn er meer alleenstaande ouders, samengestelde, generatie- of regenbooggezinnen met hun eigen dynamiek en complexiteit.
Wat betekent die maatschappelijke ontwikkeling voor beleid, onderzoek en praktijk?
Klein Velderman: ‘Deze nieuwe gezinsvormen vragen om een brede systemische blik. Alleen worden professionals nog opgeleid met het denk- en handelingskader van het kerngezin.’
van Kesteren: ‘Bijvoorbeeld bij alleenstaande moeders in de bijstand. De context van deze vrouwen wordt vaak vergeten. Zij hebben misschien te maken met scheiding, armoede, rugzakjes van hun kinderen. Afhankelijk van hun situatie passen een hoeveelheid werkuren, werktijden of soorten werk. Houd je geen rekening met de context dan voelen moeders zich niet gehoord en sluiten de aangedragen oplossingen niet aan.’
Is er voldoende inzicht in de context?
Klein Velderman: ‘Bij beleid zien we nog weinig specifieke aandacht voor complexe gezinsverbanden. Bovendien ervaren professionals vaak (onbewust) handelingsverlegenheid, omdat ze nog onvoldoende bekend zijn met de dynamiek in andere gezinssystemen dan het kerngezin. De methoden voor ondersteuning matchen niet goed met de unieke vragen, uitdagingen en behoeften van deze gezinnen. Voor hen voelt het alsof ze met een plattegrond van Utrecht de stad Amsterdam in worden gestuurd – naar een metafoor van stiefgezinexpert Papernow.’
Van Kesteren: ‘Dat een volgende professionaliseringsslag nodig is, komt ook terug bij de onderzoeksprojecten waarbij ik betrokken ben. Interventies die moeders in de bijstand op weg naar werk helpen, zijn vooral gericht op de moeder. Terwijl ook werkgevers, de gemeente en andere sociale partners een belangrijke rol spelen. We hebben inzichten opgedaan over de context van moeders in de bijstand en over wat de knelpunten en kansen zijn. Dit hebben we vertaald in een systeeminterventie: een ketenaanpak.’
Hoe verwerf je dat inzicht?
Klein Velderman: ‘Door te praten met ouders en professionals over waaraan ze behoefte hebben. De inzichten delen we tijdens opleidingen, bijscholing of congressen.’
Van Kesteren: ‘Participatie van degenen om wie het gaat is zo belangrijk. In de arbeidsmarktregio Midden-Brabant hebben we met de koplopers de “transitiearena” opgericht om de kloof tussen moeders in de bijstand en werkgevers te overbruggen.
De koplopers zijn bijvoorbeeld een emancipatiecentrum, vertegenwoordigers van werkwerkgevers, dienstverleners en regionale werkgevers. Alle belangrijke partijen zijn nodig als je complexe veranderingen in het systeem tot stand wil brengen.’
Lukt dat voldoende?
Van Kesteren: ‘Ja, al zien we dat er nog vaak vanuit één domein wordt gekeken. Een traject naar betaald werk is bijvoorbeeld lastig wanneer een ouder rondloopt met onverwerkt leed over de scheiding of huiselijk geweld. Daarom is een goede samenwerking tussen re-integratie, zorg en welzijn zo belangrijk. We beseften pas later dat deze partijen nog niet aan tafel zitten.’
Vanuit verschillende perspectieven onderzoeken jullie complexe vraagstukken. Wat is verder het raakvlak bij jullie projecten?
Klein Velderman: ‘Het raakvlak gaat over het vergroten van kansengelijkheid voor de jeugd. Want de opeenstapeling van complexe situaties zorgen dat kansen voor sommige kinderen onder druk staan.’
Van Kesteren: ‘Klopt. Ook bij werkend ouderschap wil je kijken naar het perspectief van het kind. Nu en later. Daarom vind ik het mooi dat we het ZonMw-project “Werkende ouders in 2040” zijn gestart. Met jongeren onderzoeken we hoe zij een goede verdeling tussen werk en zorg in de toekomst voor zich zien, met oog voor hun mentale gezondheid en dat van hun kinderen vorm zouden willen geven.’
Wat zit er nog in het vat?
Klein Velderman: ‘Wij hebben met partners het consortium Stiefouderschap opgericht, waarbinnen we in samenwerking met hogescholen en praktijkpartners kijken hoe we beter aansluiten bij de behoefte van ouders en kinderen. Tegelijk onderzoeken we welke handelingskaders de professional daarvoor nodig heeft. Doordat we dit met hogescholen doen, kunnen we meteen zorgen dat de uitkomsten aan bod komen binnen de opleidingen.’
Van Kesteren: ‘Wij vertalen de ketenaanpak naar concrete handreikingen voor klantmanagers, werkgevers en andere professionals. Ik zie voor TNO een belangrijke rol weggelegd om complexe interventies, zoals systeemaanpakken, met belanghebbende partijen te ontwikkelen en daadwerkelijk te laten landen in de praktijk.
Wat ook voor ons als onderzoekers bij TNO betekent dat we in plaats van een bepalende en controlerende rol, een meer luisterende en faciliterende functie hebben. Daar passen andere vormen van onderzoek bij, zoals leernetwerken, om tot nieuwe denkkaders te komen.’
Een greep uit onderzoek naar ouderschap en werk
Vaderbetrokkenheid
Verloskundigen richten zich vooral op aanstaande moeders, niet op moeders en vaders als co-ouders. Tegelijk is er de wens dat vaders betrokken zijn bij de zorg en opvoeding van hun kinderen, en om taken en verantwoordelijkheden evenredig te verdelen tussen ouders. Daarom staat in de Partnermodule van Stichting Centering Nederland de rol van vaders centraal bij de bevalling en in de kraamtijd. TNO-onderzoek volgde het invoeren van de Partnermodule in de praktijk, wat aanbevelingen opleverde rond gendertransformatieve doorontwikkeling en implementatie.
Familievriendelijk werkgeverschap
Er loopt een Health Holland-aanvraag naar familievriendelijk werkgeverschap voor personeelsbehoud na gezinsuitbreiding. De combinatie van werk en gezin kan stress en druk opleveren voor werkende ouders, met verzuim, verloop en productieverlies tot gevolg.
Pro Parents ontwikkelde een integrale aanpak om welzijn, gezondheid en inzetbaarheid van (aankomende) ouders te bevorderen. Het bestaat uit een app voor ouders met gepersonaliseerde eHealth-modules en 24/7 chatten met zorgprofessionals. Daarnaast is er een dashboard voor leidinggevenden met inzicht in wat er speelt bij het team rond ouderschap en met verlof-, arbo- en gespreksrichtlijnen. Tevens is er een dashboard voor HR. TNO doet onderzoek naar het proces en effect van de integrale eHealth-aanpak van Pro Parents.
Doorontwikkeling Consortium Stiefouderschap
In oktober 2022 is het consortium Stiefouderschap opgericht van TNO met NHL Stenden Hogeschool, Stichting Stiefacademie Nederland en Kenniscentrum Kind en Scheiding en partners. Intussen heeft dit gremium een visie op de behoeften van stiefouderschap in samengestelde gezinnen ontwikkeld en gepresenteerd met onder meer een poster. Nu volgt een gezamenlijke grote projectaanvraag om met ontwerpgericht onderzoek passende, laagdrempelige ondersteuning van (stief)ouderschap in samengestelde gezinnen en professionalisering van (aankomend) beroepskrachten verder te ontwikkelen.
Economische veerkracht van vrouwen
Niet de vrouw moet veranderen, maar het systeem. Dat is het uitgangspunt van de Nederlandse Economische Veerkracht Coalitie (NEVCO) om ervoor te zorgen dat economisch kwetsbare vrouwen zelfstandig worden en blijven. Met verschillende partners onderzoekt TNO hoe er concreet en wetenschappelijk onderbouwd kunt handelen om de economische veerkracht van vrouwen te bevorderen. Bijvoorbeeld met het onderzoek naar het op weg naar werk helpen van alleenstaande moeders in de bijstand.
Leernetwerk Kind en complexe ouderrelaties
Het leernetwerk Kind en Complexe ouderrelaties, waarvan Mariska Klein Velderman een van de trekkers is, heeft onderzocht hoe je rondom scheiding tot een gemeenschappelijke taal komt (zie tips). Vanuit de gezinnen, beleid, zorg en recht die met scheiding te maken hebben, wordt nu verder onderzocht wat een passend gemeenschappelijk denkkader (visie) en handelingskader kan zijn. Dit helpt naar een meer positieve, dynamische kijk op scheidingsproblematiek. Zo roept het woord vechtscheiding op dat er een schuldige en slachtoffer is, terwijl een term als complexe scheiding meer stuurt richting het denken in oplossingen en verandering. Die andere manier van denken, praten en doen wil TNO graag aanjagen met dit netwerk.
Ouderschap na scheiding
Intussen is de kortdurende interventie ScheidingsATLAS erkend in de NJi-databank. De interventie is zowel individueel als in groepsverband te volgen, online en via bijeenkomsten, en ontwikkeld met en voor gescheiden ouders om hen te ondersteunen in het ouderschap na een scheiding. Verder is de gratis online module geheel vernieuwd, met oefeningen, tips, informatie en ervaringen in tekst, beeld en geluid.
Veerkrachtige werkende ouders en kinderen in 2040
Met jongeren en betrokken partijen start TNO het leernetwerk “Werkend ouderschap en mentale gezondheid van ouders en kinderen in 2040”. Met onderzoek en creatieve workshops onder jongeren van diverse leeftijden en achtergronden wordt gekeken wat bijdraagt aan de mentale gezondheid van toekomstige generaties werkende ouders en hun kinderen. Het levert een toekomstvisie op voor 2040 en wat nodig is om tot transitie te komen.