
De meerwaarde van een opleiding in huis
Een opleiding binnen een onderzoeksinstituut? TNO biedt al jaren de 2-jarige opleiding tot jeugdarts aan. Dat levert voor artsen in opleiding (aios), onderzoekers en de praktijk veel op. Drie bevlogen en betrokken opleiders Sandra Hamming, Vasanthi Iyer en Nathalie Leeuwenburgh vertellen erover.
Waarom kiezen studenten voor deze opleiding?
Hamming: ‘Veel artsen zijn al gespecialiseerd tot bijvoorbeeld huisarts, zijn gepromoveerd of medisch specialist. Regelmatig horen we: “Ik wil die diabetes niet behandelen, maar helpen voorkómen dat kinderen een ongezond gewicht ontwikkelen.” Dikwijls ontdekken ze pas als ze zelf kinderen krijgen dat op het consultatiebureau echte artsen werken…
Magisch zijn al die persoonlijke trajecten van deze artsen voordat ze hier beginnen. Alle kennis die ze meebrengen en hun drang om de gezondheid van kinderen en ouders te stimuleren is inspirerend..’
Wat brengt het de jeugdartsen dat de opleiding aan TNO is verbonden?
Hamming: ‘De afdeling Child Health werkt aan preventie, innovatie en professionalisering. De link met opleiden van jeugdartsen zit daar al in. De laatste jaren geven we er steeds praktischer invulling aan. Zo kunnen de aios (artsen in opleiding tot specialist) door veranderde regelgeving nu gedurende de opleiding onderzoek doen bij onze onderzoeksafdeling en kunnen TNO-onderzoekers vragen uitzetten in de praktijk waar de aios werken. Zo wisselen we kennis en ervaring uit.’
Iyer: ‘Het unieke van de afdeling Child Health waarmee de opleiding nauw samenwerkt, is dat er actuele onderzoeksvragen worden uitgevoerd die relevant zijn in het werkveld van jeugdartsen. De bevindingen uit het nieuwste onderzoek brengen we over aan de aios. Zo geef ik als buitenpromovendus onderwijs over mijn onderzoek naar de relatie tussen leefstijl en toegenomen bijziendheid bij kinderen en welke groepen kwetsbaar zijn. Momenteel een groot maatschappelijk probleem.’
‘De veranderende opvoedcontext nemen we mee in onderzoek én de opleiding’
Wat levert die uitwisseling op?
Hamming: ‘De kennis uit onderzoek komt direct bij de aankomende beroepsprofessionals in de opleiding terecht en dus profiteren kinderen en hun ouders daar meteen van. Zoals de door TNO ontwikkelde D-score*. De onderzoekers hebben een professioneel klankbord direct in hun buurt. Ze vragen dan ook regelmatig aan aios of ze willen meedenken over onderzoeksonderwerpen.’
Leeuwenburgh: ‘Zoals laatst over hoe AI van meerwaarde kan zijn in medische dossiervoering.’
Iyer: ‘De aios, die stage liep op de afdeling TNO Child Health[BM(6] , beschreef fictieve casussen van kinderen, zodat AI kan worden ingezet om snel de goede richtlijnen te vinden. De professional kan zo gelijk zien wat de richtlijn over een probleem zegt. Dit soort verbindingen tussen onderzoek en praktijk laat de win-winsituatie zien met een opleiding binnen een kennisinstituut. Jeugdartsen hebben er baat bij om zo dichtbij de bron van onderzoek te worden opgeleid.’
Welke voordeel heeft een opleiding binnen TNO voor ouders en kinderen?
Leeuwenburgh: ‘De trends en ontwikkelingen in de maatschappij gaan rap. Er zijn bijvoorbeeld vragen over of het gezond is om je kind veganistisch te laten eten en of katoenen luiers duurzaam zijn en goed voor je kind. TNO-onderzoekers denken mee of hier al onderbouwd advies over is te geven.
Iyer: ‘Wij helpen professionals op weg om zulke vragen beantwoord te krijgen.’
Hamming: ‘Dat jeugdartsen weten wat er bij opgroeiende kinderen en hun ouders leeft, komt door ons vakmanschap. Als jeugdarts praat je al laagdrempelig met ouders en is er een veilige sfeer. Daardoor durven ouders ook wat vaker vragen te stellen waar een professional niet aan heeft gedacht.
Leeuwenburgh: Het is ongelofelijk wat ouders durven te vertellen als je rustig een-op-een met ze zit.’
Hamming: ‘Zo is ook het actuele onderwerp armoede aan de opleiding toegevoegd en leren artsen nu over de impact van stress en armoede op de gezondheid. Een ervaringsdeskundige vertelt tijdens de lesuren hoe jeugdartsen armoede ter tafel kunnen brengen.’
Leeuwenburgh: ‘Jeugdartsen voelen zich voor veel verantwoordelijk en het vak bestrijkt diverse domeinen: financiën, huisvesting, vaccinatie. Ze leren bij ons om in gesprek te gaan, hoewel je als dokter niet altijd de oplossing hebt. Jeugdartsen zijn sociale makelaars, de verbinders naar andere domeinen.’
Waarom past de opleiding juist bij een onderzoeksinstituut als TNO?
Leeuwenburgh: ‘TNO kan bij uitstek de huidige stand van zaken in korte tijd schetsen en de grote lijn in kaart brengen. Wij verkennen als instituut graag nieuwe onderwijsthema’s: de gezondheid van de planeet, het effect van klimaatverandering en duurzaamheid, trends in voeding, de invloed van de leefomgeving op bewegen en de gezondheid van het kind. En altijd staat er wel een onderzoeker op die als bevlogen docent bij de opleiding wil vertellen over de meest recente inzichten of een nieuw maatschappelijk onderwerp.’
Iyer: ‘Binnen het curriculum haken verschillende onderwijsmodules aan op de terreinen praktijk-onderzoek-beleid. De JGZ-richtlijnen worden modulair aangeboden en onze enthousiaste onderzoekers prikkelen de aios om mee te innoveren en de kennis te vertalen naar beleid binnen de organisaties. Letterlijk toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek via onderwijs.’
Welke elementen bieden extra kansen tijdens de opleiding?
Hamming: ‘Binnen de opleiding is een stage bij een aanpalend domein verplicht. De stages bij de kinderrevalidatie, jeugdpsychiatrie of kindergeneeskunde blijken erg nuttig, want in de praktijk kom je elkaars populaties soms tegen en begrijp je beter hoe je elkaars werk kunt versterken. Het levert op dat artsen uit andere domeinen zien wat jeugdartsen weten om kinderen gezond te houden en tegelijk leren de aios de kanten van een kinderen in zorg kennen.
Iyer: ‘Sinds 2019 is academisering van de opleiding en het vakgebied een speerpunt bij TNO. Met de rijkssubsidie via de Stichting Beroepsopleiding Huisartsen (SBOH) hebben we meer mogelijkheden om onderzoek nog meer onder de aandacht van de aios te brengen en de expertise van collega-onderzoekers te benutten.’
Waar liggen nog leerpunten?
Hamming: ‘Jeugdartsen mogen zich goed leren profileren op allerlei plekken. Bij de samenwerkingspartners, zodat die je kunnen vinden, bij ouders en in de maatschappij. Ze leren uit te leggen wat de meerwaarde van een jeugdarts is. En ze mogen trots leren zijn op hun vak. Jeugdartsen lijken altijd onderaan de hiërarchie te staan – het geeft meer aanzien als je specialist bent in het ziekenhuis. We horen vaak van aios dat ze tijdens hun opleiding geneeskunde niet eens wisten hoe je behalve huisarts ook op een andere manier dokter buiten het ziekenhuis kunt worden. Verder is de laatste tijd ook aandacht gekomen voor omgaan met stress en persoonlijke ontwikkeling.’
Iyer: ‘Je bent dokter voor het volk als je werkt in de publieke gezondheidszorg. Landelijke campagnes zoals ‘Artsen zonder witte jas’ en ‘Jeugdarts next level’, waarvan een (intussen voormalige) aios trekker is, helpen het beroep van jeugdarts promoten. TNO ondersteunt die acties.’
Waarom is aandacht voor dit vak belangrijk?
Hamming: ‘Maatschappelijk leeft het nog niet zo dat de preventieve geneeskunde: belangrijk is om de samenleving gezond te houden.’
Leeuwenburgh: ‘Jeugdartsen richten zich niet alleen op individuele, maar ook op collectieve zorg. We weten welke populaties meer risico’s lopen, zoals kinderen met een verstandelijke beperking of die opgroeien met huiselijk geweld. We geven anticiperende voorlichting. Je constateert bijvoorbeeld dat een kind zich goed ontwikkelt omdat het kan omrollen en vertelt tegelijk: “Let op dat hij nu niet van de commode afrolt.” Je adviseert ouders over veiligheid, voeding en gezond gedrag. Het is echt sociale geneeskunde.’
Hamming: ‘Om goed preventief te kunnen signaleren, is een brede geneeskundige achtergrond nodig. Je moet kennis hebben van al die hokjes en alles wat er tussenin zit.’
Iyer: ‘De context waarbinnen kinderen opgroeien verandert enorm, met gevolgen voor de gezondheid. Zoals de toename van schermgebruik, dat kan leiden tot mentale en fysieke problemen. Juist voor de geneeskundigen buiten het ziekenhuis ligt de belangrijke taak om gezondheid te bevorderen en ziekte te voorkomen.’
* De D-score laat zien hoe een kind zich ten opzichte van eerder en ten opzichte van anderen ontwikkelt. De Wereldgezondheidsorganisatie WHO heeft de Nederlandse D-score als maatstaf aangewezen om de ontwikkeling van kinderen wereldwijd te kunnen volgen.

Jeugdarts KNMG en de opleiding bij TNO
Iyer: ‘Al sinds 1962 verzorgt TNO variaties van opleidingen binnen de publieke gezondheidszorg. Sinds 2006 is dat de 2-jarige jeugdartsenopleiding. De arts Maatschappij en Gezondheid (arts M+G) kun je zien als een specialist buiten het ziekenhuis. Deze arts wordt niet betaald door de zorgverzekeraar en werkt op het snijvlak van de publieke gezondheidszorg en de context of maatschappij waarin een kind opgroeit.
De opleiding tot arts M+G is 4-jarig en kent diverse profielen, zoals infectieziekten en jeugdgezondheidszorg. Na de 2-jarige profielopleiding ben je jeugdarts KNMG en daarna doe je een specialisatie in verdiepend onderzoek, management en beleid tot arts M+G. TNO biedt de eerste 2 opleidingsjaren aan van het profiel jeugdarts en is aangemerkt als erkend opleidingsinstituut. Dat een onderzoeksinstituut als TNO de opleiding aanbiedt helpt het vak verder professionaliseren en academiseren.’
De opleiding
De focus binnen de opleiding ligt op het ontwikkelen van verschillende competenties. De jeugdarts:
- werkt als preventiespecialist
- anticipeert op actuele ontwikkelingen in de maatschappij en de opvoedcontext
- heeft aandacht voor gezondheidsverschillen
- werkt samen met netwerkpartners uit verschillende domeinen
- helpt als preventieve professional verantwoord de druk op de zorg verlichten
- heeft oog voor gezondheidseffecten in de omgeving, zoals klimaat en leefstijl